donderdag 28 oktober 2010

Achter de gevel - 1

De Indische Buurt, smeltkroes van culturen, aanwezigheid van klein en groot leed. Tussen 1993 en 1999 heeft Makbouli hier als politieagent gewerkt.


“Daar is hij.” De dikke Surinaamse vrouw keek me verwachtingsvol aan. In de smoezelige kamer lag op een rommelig bed een gedeeltelijk ontklede witte wat oudere man op zijn buik. Hij droeg een grote witte katoenen vieze onderbroek, zoals ik die kende van mijn opa. In het midden van die onderbroek zat een groot gat.

Het zweet liep langs mijn rug en mijn uniform knelde. Incidenten schenen altijd op de derde etage of hoger plaats te vinden, natuurlijk zonder lift. Altijd spoed, dus hard rennen. 
“En?” vroeg de dikke Surinaamse. Ik keek nogmaals naar de man. Zijn lichaam lag op het bed en zijn hoofd lag over de rand van het bed daardoor maakte zijn lichaam een knik bij de grote onderbroek waardoor het gat daarin niet te missen was. Het geheel maakte een onnatuurlijke en vooral ridicule indruk. In mijn hoofd herhaalde ik de nog niet zo lang geleden geleerde sociale-vaardigheden-lessen. “Indien iemand is overleden, dient u dit onmiddellijk te vertellen aan de nabestaande(n) zonder al te veel omhaal van woorden. Daarna biedt u hen steun.” Ik zette me schrap voor wat zou komen.

“Hij is dood” hoorde ik mijzelf zeggen. Ik opende instinctief mijn armen om haar op te vangen en troost te bieden. De vrouw keek me even verdwaasd aan en schreeuwde toen hysterisch: “Ik krijg nog 1.000 gulden van hem.” Ik kromp in elkaar en hoorde mijn collega grinniken. Met moeite werkte ik de vrouw de slaapkamer uit naar de huiskamer en duwde haar op een vieze donkergroene leren bank. De kleine huiskamer stond vol met donkere eiken meubels en had een bedompte sfeer. Ook hier maakte het geheel een smoezelige indruk.

“Heeft uw vriend verder nog familie?” vroeg ik. “Hij heeft altijd gevaren” zei de vrouw. “Maar heeft hij familie?” De vrouw keek me weer verdwaasd aan en antwoordde niet. “Heeft uw vriend een begrafenispolis?” probeerde ik weer. De vrouw knikte. “Waar dan?” vroeg ik. De vrouw haalde haar schouders op. Ik wilde zo snel mogelijk uit deze deprimerende situatie. Gelukkig arriveerde de schouwarts al snel om het lichaam van de man te onderzoeken. “Een natuurlijke dood” was zijn verklaring en hij vertrok. “Heeft u er bezwaar tegen als ik naar die polis zoek in huis?” De vrouw haalde weer haar schouders op wat ik als een ja interpreteerde. Alles om die bedompte woning uit te komen. 

Ik opende een lage kast naast de vieze donkergroene leren bank. Vanaf de bank keek je de kast duidelijk in. Een naakte dame keek me vanaf het bovenste tijdschrift in die kast wulps aan. Háár bedoelingen waren duidelijk. De kast lag vol met deze shit. Dat had ik weer, de pornokast. Verontschuldigend keek ik naar de vrouw. “Hier kennelijk niet” lachte ik haar opgelaten toe. De vrouw stond op en klampte zich met haar dikke lichaam aan mij vast: “Ik denk dat ik nog zwanger ben van hem ook.” Weer laaide de hysterie op. Ruw duwde ik haar van mij af en zette haar terug op de bank. 

“Gevonden” hoorde ik mijn collega vrolijk roepen alsof hij zojuist Bingo had geroepen in een zaal vol Bingospelende huisvrouwen. Vrolijk wapperend kwam hij met de polis op ons af. “Wil jij even bellen naar de begrafenisondernemer” vroeg hij mij. “Waar staat de telefoon?” vroeg ik de vrouw. “In de slaapkamer” murmelde ze. Alsof het me niets deed, liep ik de slaapkamer in en sloot de deur achter mij. De schouwarts had de man keurig in bed gelegd onder de dekens, als een kind dat je ’s avonds nog even instopt. Aan het hoofdeinde naast het hoofd van de man stond de telefoon met draaischijf. Ik pakte de hoorn en draaide. De man staarde mij met zijn doodse ogen aan. Ik voelde dat mijn hartslag steeg. Tijdens het hele gesprek bleef ik gefixeerd op die starende lege dode ogen alsof zij mij nog iets wilde vertellen. Na het gesprek keerde ik snel terug naar de bedompte huiskamer. Alles beter dan die starende ogen. “Niets laten merken, niets laten merken” zoemde het door mijn hoofd. Daar was ik heel goed in. Niets laten merken.

“Moet ik familie voor u bellen?” vroeg ik de vrouw. De vrouw schudde zachtjes haar hoofd. Ze stond op, pakte haar jas en wilde de deur uitlopen. Ik kon haar nog net tegenhouden. “Wat wilt u verder met de spullen, het huis, familie en de begrafenis?” 
 
“Niets, ik wil er niks mee te maken hebben ” zei de vrouw en verliet het huis. Ze hield woord.

4 opmerkingen:

  1. Mooi verhaal Jacqueline, dat er nog vele mogen volgen! PeterR.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Sluit me volledig bij de vorige spreker aan !

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Zelfs bij zo'n afschuwelijk verhaal blijf je grappig! Ik wacht met spanning op de volgende:)Denise.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. He leuk dat je blogt - ik zie het nu pas. Ik ga je blog volgen!

    Michel

    BeantwoordenVerwijderen