Een zwoele zomerse avond
in Wijk aan Zee. Een perfect moment om met de hondjes af te zakken naar het strand
voor een zeebad voor hen en een ijsje voor mij toe. De dagjesmensen
sjokten in grote getalen de strandopgang af, terug naar de verzengende hitte
van hun huizen in de stad. Makbouli-hondjestijd!
Een verdwaalde toerist gilde aanstellerig als de hondjes in
de buurt kwamen. ‘Na acht uur mogen de honden op het strand, los!’: was mijn standaardcommentaar. ‘En nu
optyfen’: dacht ik er achteraan. Met mijn voeten plonsde ik door het koude
water bij de vloedlijn terwijl de hondjes verwachtingsvol voor de bal om me
heen drentelden. Na wat gespetter en
gespeel in het water met de hondjes viel me een hele dikke man op die al enige tijd
om me heen drentelde. Zijn Duitse herder had hij angstig vast bij zijn
halsband. ‘Laat hem maar los hoor, die van mij zijn relaxed.’ Ik zag zijn gezicht oplichten, kennelijk blij
met een praatje. Fout, Boelie! @#&!@
Voor ik het wist eiste hij me op daar
aan die vloedlijn. Hij was veeeeeels te dik en daarom ging hij nu wandelen over
het strand. Hij kwam uit Purmerend. En wat mijn afkomst wel niet was? Goh, wat
leuk half Marokkaans. Ik kon ook wel Italiaans of Spaans zijn. Vond ik ook niet
dat Nederlanders helemaal geen leuk volk waren? ‘Nee’: antwoordde ik, ‘Ik heb
het helemaal niet zo op mensen in het algemeen’. De onderliggende hint ontging
hem totaal. Of ik een man had? ‘Ja!’ Daarna ging hij door over het verlies van
zijn zoontje, zijn huwelijk wat het niet had gered, zijn baan die hij verloren
was omdat hij ‘doorgedraaid’ was, etc. Ik had inmiddels besloten dat het me
deze avond niet gegund was en besloot te verdwijnen onder het mom van ‘Oh, is
het al zóóóó laat’.
Op de strandopgang kwam ik een hele vage kennis tegen. Hoe
het nu met mijn vader was? Terwijl ik haar fijntjes herinnerde aan het feit dat die al
een tijdje dood was, poepte mijn hond in het duin. Exact zoals hij het heeft
geleerd. Niet op het strand maar in het duin. Achter me hoorde ik een
verdwaalde toerist met hippe teenslippers met een onvervalst Amsterdams
accent roepen: ‘ Hé, je hond legt daar een bolus neer.’ Ja, en? Dat doen honden in Wijk aan Zee. Die
poepen de duinen vol. Net als de vossen, vogels en Schotse Hooglanders. Daar
zijn de duinen voor. ‘Ik vind toch dat je dat moet opruimen.’ Ik verdrong de
neiging om zijn teenslippers daar te stoppen waar de zon niet schijnt en lachte
hem vriendelijk toe terwijl ik niet wist hoe snel ik thuis moest komen.
Mijn god, het is zomer en al die stadsmensen komen uit hun
gecultiveerde steden om ons, Wijk aan Zeese inboorlingen deelgenoot te maken
van al hun zielenroerselen en ellende of uitgebreid de les te lezen over hoe
het heurt. Nog maar een paar maanden, dan is die zomer voorbij en kunnen al die
betweters weer lekker klagen in hun eigen hippe buurtjes in de stad. Laten ze
ons tenminste weer met rust.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten